Als het urineverzamelsysteem of nierbekken (pyelum) is uitgezet of met andere woorden is gedilateerd spreken we van hydronefrose. Het nierbekken verzamelt de urine vanuit de nier en voert het af naar de urinebuis (ureter) die uitmondt in de blaas. Doordat er tegenwoordig routinematig echografisch onderzoek wordt verricht bij zwangere vrouwen wordt hydronefrose meestal al voor de geboorte (prenataal) ontdekt. Waarschijnlijk komt hydronefrose voor bij ongeveer 1,5% van de ongeboren kinderen. Met echografisch onderzoek kan wel dilatatie worden aangetoond, maar obstructie niet worden bevestigd. Hydronefrose blijkt bij ongeveer de helft van de kinderen na de geboorte niet meer aan te tonen. Bij deze kinderen ligt er geen obstructie aan de dilatatie ten grondslag en is er 'niets' aan de hand. Bij de resterende 50% kunnen er verschillende diagnoses gesteld worden:


PUJ stenose (66% = 2 van de 3 kinderen)


Bij een PUJ stenose is er een obstructie in de overgang (Junction) van het Pyelum naar de Ureter. Meestal wordt deze obstructie veroorzaakt door een nauw deel van het begin van de ureter. Soms is een bloedvat dat van de aorta naar de onderpool van de nier gaat de oorzaak van de obstructie. Dit heet crossing vessel of overkruisend vat. Ongeacht de oorzaak kan een PUJ stenose aanleiding geven tot nierbekkenontsteking en op lange termijn (blijvend) verlies van nierfunctie (nierschade).


Vesico Ureterale Reflux (VUR; 33% = 1 van de 3 kinderen)


Bij VUR kan de urine terugstromen van de blaas naar de ureter of nier. Bij een blaasontsteking kan de geïnfecteerde urine naar de nier stromen. Er is dan sprake van een opstijgende infectie. Ook in deze situatie is er gevaar voor permanente nierschade. Als bij onderzoek zowel het pyelum als de ureter zijn uitgezet is er, naast VUR, obstructie van de overgang van ureter naar blaas mogelijk. Bij jongentjes kan er ook sprake zijn van klepjes in de urethra (plasbuis) die obstructie veroorzaken. Bij ernstige obstructie door urethraklepjes is de hydronefrose beiderzijds aanwezig en de blaaswand enigszins verdikt. De hoeveelheid vruchtwater is, doordat het ongeboren kind niet plast, gering. Deze aandoening is dermate ernstig dat behandeling in een kinderurologisch centrum is aangewezen.


Beleid na de geboorte bij prenatale hydronefrose

De gang van het kind door het geboortekanaal perst de nieren over het algemeen leeg waardoor de hydronefrose direct na de geboorte niet goed te beoordelen is. De eerste 2 dagen na de geboorte heeft het kind nog onvoldoende gedronken om de hydronefrose voldoende tot uiting te laten komen. Echografie in deze periode geeft vaak een onderschatting van de hydronefrose. Ter voorkoming van urineweginfecties wordt direct na de geboorte gestart met antibiotica. Amoxicilline is hierbij het middel van eerste keus. Nadere evaluatie van het kind met niet-ernstige hydronefrose kan meestal poliklinisch. De eerste echo wordt meestal na 3 tot 4 weken gemaakt. Afhankelijk van de ernst van de hydronefrose wordt verder onderzoek afgesproken. Met een cystogram, een radiologisch onderzoek waarbij de blaas gevuld wordt met contrastvloeistof, kan reflux worden aangetoond of uitgesloten. Bij een renogram (MAG 3 scan) kan met een licht radioactieve stof de nierfunctie worden bepaald en mate van eventueel aanwezige obstructie worden vastgelegd. Afhankelijk van de uiteindelijke diagnose zal gekozen worden voor een afwachtend beleid waarbij zeer regelmatig controles zullen worden verricht en langdurig antibiotica zinvol lijkt.  Bij ernstige afwijkingen met risico op nierschade is meestal operatieve correctie van de afwijking noodzakelijk. De kinderuroloog zal het te volgen beleid uitvoerig uiteenzetten.